On Life

Het brein waarmee ik ben getrouwd

Het boek van je man lezen, is een kijkje nemen in zijn hoofd. Het boek van je man redigeren, is eindelijk eens orde op zaken stellen in een brein waar fantastische ideeën aan elkaar geregen worden, terwijl rode draden en veelbelovende details nog wel eens het onderspit delven.

Het is niet eens zijn eerste boek; vijftien jaar geleden in een weinig-werk periode schreef hij een vuistdikke roman, en al heeft hij nooit de moeite genomen het boek uit te laten geven, de liefde voor het schrijven was geboren. Nu is er dan een tweede boek dat zijn debuut zal zijn. Iedere morgen lees ik een paar hoofdstukken, die we ’s middags bespreken. Tijdens het diner komen de grotere vraagstukken op tafel: of thema’s voldoende zijn uitgewerkt, of een motief niet te vaak terugkomt, of er genoeg plothints gegeven worden die het slot net niet verklappen. Meestal droom ik ’s nachts ook nog eens over het boek, voer ik gesprekken met personages die zich in een bepaalde scène ondervertegenwoordigd voelen, zodat ik de volgende morgen in de perfecte stemming ben om weer te gaan lezen.

“Is het niet moeilijk, een tweede schrijver in huis?” Ik moet bekennen dat zijn wens om een roman te schrijven eerst dubbelzinnige gevoelens in mij opwekte. Enerzijds vond ik het een goed idee om zijn (eigenzinnige en indrukwekkende) scenario uit te werken tot een roman: ik moedigde hem aan. Anderzijds maakte het plan me onzeker – zouden we de competitie met elkaar aangaan? Zou ik nog wel zelfvertrouwen over houden als zijn debuut meteen een veel groter publiek bereikte?

Een jaar later vraag ik me af hoe ik het ooit heb uitgehouden met een man samen te leven die geen schrijver was. Wat deed ik met al mijn gedachten over de boeken die ik las, de zinnen die ik schreef, de puntkomma’s die ik gebruikte, de puntkomma’s die andere schrijvers gebruikten? Wat deed ik met de emoties die een fragment in mij opwekte, met de storm aan ideeën die een woordcombinatie kon oproepen? Hield ik dat allemaal voor mezelf?

Nu hebben we eindeloze gesprekken over paragraafindelingen, hoe Updike het doet, of Rushdie, of Pamuk. Nu praten we over verhaaltechnieken en waarom die in het ene boek de tekst doen stromen en in een ander boek alleen een vreemd trucje lijken. Misschien zal de snijdende competitie nog komen als we straks met twee romans naar een uitgever gaan en zeggen: “Geef ons maar uit.” Misschien wordt het straks een stuk pijnlijker als hij mijn werk in handen krijgt en gaat ontleden. Maar vooralsnog: het fenomeen twee-schrijvers-onder-één-kap bevalt me prima. Het is tijd me weer eens lekker te verlustigen aan het brein waarmee ik ben getrouwd.

2 Comments