Publications

Filosofiekalender 2003 (10)

‘Laten zien dat er iets is dat men kan denken maar dat men niet kan zien noch laten zien: zie daar de inzet van de moderne schilderkunst.’ (Jean-François Lyotard,  Le postmoderne expliqué aux enfants, 1986)

In drie lange kritieken heeft Kant beschreven dat wij kennis opdoen door onze verschillende vermogens  in harmonie te laten samenwerken. Ook bij de  ervaring van het Schone in de kunst,  is harmonie  noodzakelijk. Maar een ander soort kunstervaring, de ervaring van het Verhevene, is juist alleen mogelijk als onze vermogens met elkaar in conflict zijn.  We ervaren het Verhevene als ons verbeeldingsvermogen er niet in slaagt een voorwerp te presenteren dat overeenstemt met een begrip. Met andere woorden: we hebben er een idee van, we kunnen het denken, maar we kunnen er geen voorbeeld van geven. Het idee is onpresenteerbaar.
Lyotard meent dat de avant-garde kunst van het modernisme probeert om deze onpresenteerbare ideeën alsnog te presenteren. Het modernisme doet dit door gebruik te maken van de abstractie: er worden geen afbeeldingen gemaakt en er wordt geen herkenbare inhoud gerepresenteerd. De presentatie is ‘negatief’ en de moderne schilderkunst duidt het onpresenteerbare dus aan als afwezige inhoud.