Only in Dutch

Een afscheid

De uitvaartbegeleider maant ons een rij te vormen. In de aula staat de familie klaar om onze condoleances in ontvangst te nemen. Fluisterend en schuifelend naderen de genodigden de kist. Mijn hart klopt snel en mijn wangen worden rood: ik leef en weet niet wat ik moet zeggen.
Op een paar meter afstand van de familie zie ik haar, mijn rouwende vriendin. Ik durf bijna niet te kijken en voor ik er erg in heb, gaat mijn arm de lucht in. Zij zwaait terug.
Ze staan opgesteld in een halve cirkel rondom de baar: de vader en zijn nieuwe vrouw, de moeder en haar nieuwe man, de twee zussen, de vriendin en hun dochtertje, de ouders van de vriendin als ruggesteun. Ik kan het niet over mijn lippen krijgen, een simpel ‘gecondoleerd’ en daarom zeg ik: ‘mag ik u een kus geven?’ Dat mag en ik voel me al iets meer verbonden. Bij het zien van de moeder schiet ik vol. Zij kijkt me aan met droge ogen. Ik zeg het enige wat ik kan zeggen: ‘Ik wou dat ik de juiste woorden had, dat ze bestonden.’
Mijn vriendin sluit ik in de armen. Ze schokt even, maar heeft het snel weer onder controle. Er staan nog zoveel mensen achter mij die ze een hand moet geven.

Het afscheid begint met het aansteken van de kaarsen op de kist. De vader heeft een toespraak voorbereid en staat met het papier in zijn hand achter de katheder. Zijn stem is onvast, maar duidelijk genoeg. Af en toe klinkt het gebrabbel van het eenjarige dochtertje boven hem uit.
We luisteren naar Bach.
Daarna spreekt mijn vriendin. Zij schuift een stoel naast de kist toe en neemt de microfoon in haar hand. Zo, met haar hoofd dichtbij het lichaam van haar broer, spreekt ze hem toe. Door de speakers klinkt een Frans liedje, “La ballade de gens heureux.”, zijn favoriete automuziek voor op vakantie.
Anderen spreken, ieder op hun eigen manier. Staand voor de banken, zittend naast de kist of achter de katheder. Vrienden vertellen over vroegere jaren. ‘Ik herinner mij als de dag van gisteren…’ Bergbeklimmen, meisjes, kattekwaad.
De laatste woorden zijn van de moeder. Puur en onverbloemd. Het geheim van zijn dood wordt langzaam ontrafeld en roept tegelijk meer vragen op.

De deuren van de aula gaan open en in een stille tocht lopen we achter de kist aan. De hemel is prachtig; koud en helder met een volle maan. Bij het crematorium klinkt er house muziek en na afloop prevelt iedereen een laatste groet.
Binnen staan er tafels met broodjes, koffie en thee. De gesprekken komen weer op gang. Vermoeid en onder de indruk zoekt mijn blik die van mijn vriendin. ‘Dank je, dat ik hierbij aanwezig mocht zijn,’ zeggen mijn ogen. ‘Dank je, dat je er was,’ zeggen die van haar.
Op weg terug naar huis, in de trein van Gouda naar Rotterdam, vraag ik me af waarom we de dood nodig hebben om ons leven te intensiveren. Morgen begin ik weer opnieuw.

One Comment