Uncategorized

Filosofiekalender 2009 (10)

‘Een kind hebben, betekent zich absoluut uitspreken voor de mens. ‘

Milan Kundera in De afscheidswals (1973)

In de derde roman van de Tsjechische schrijver Kundera staan de thema’s ouderschap en verantwoordelijkheid centraal. Zuster Růžena, die in een kliniek werkt waar vrouwen voor onvruchtbaarheid behandeld worden, raakt zwanger. Ze weet niet wie de vader is, maar vertelt de succesvolle trompettist Klíma dat zij een kind van hem verwacht, in de hoop dat zij op deze manier haar geboortedorp kan ontvluchten. Het eerste waar Klíma aan denkt is een abortus. Niet alleen omdat hij geen problemen met zijn mooie vrouw wil krijgen, maar vooral omdat het idee hem principieel tegen staat. Wie een kind wil, beweert dat het leven goed is en het verdient herhaald te worden. Wie een kind wil, meent dat de mens een uitstekend wezen is. En dat is iets waar Klíma het niet mee eens is: hij weigert zich zo absoluut uit te spreken voor de mens of voor het leven.

2 Comments

  • Hagar

    Het zou jammer zijn als de Sevillaanse roes erdoor verminderd wordt. Maar ik ben het niet eens met je held, ook al spreekt hij door een personage.
    Opvattingen over ‘het leven’ of ‘de mens’ zijn abstract, verstandelijke constructen en hebben niets te maken met een kinderwens. Zo’n wens is biologisch, aards en egoïstisch. In het beste geval dragen zowel wereldbeeld en mensbeeld als kinderwens een dimensie van liefde in zich. Maar zonder deze dimensie combineert het prima: een negatief mensbeeld en een egoïstische kinderwens bijvoorbeeld. Ik zeg niet dat het mooi is, maar het is vaak wel de realiteit.

    Mét de dimensie van liefde in zowel wereldbeeld als kinderwens, is er goede hoop voor het ongeboren kind. En in enkele gevallen kan liefde voor het kind het wereld- of mensbeeld verzachten. Maar dat is vast een te zoet gegeven voor de literatuur.

  • Claire Polders

    Je hebt gelijk dat het wel of niet willen/hebben/krijgen van een kind voor iedereen een individuele en daardoor vaak unieke ervaring is en dat er bij iedereen andere beweegredenen aan ten grondslag liggen. Kundera spreekt alleen namens één personage en misschien namens zichzelf. Hij doet in mijn ogen geen algemene uitspraak die voor alle mensen geldig zou moeten zijn – al lijkt dat misschien zo, omdat persoonlijke overtuigingen zelden vergezeld gaan van een beperktheidsclausule of relevantiebepaling.
    Klíma wil per se geen kinderen, omdat hij vindt dat er aan de mensheid wel wat schort – en het is een argument dat ik vaak om mij heen hoor, met name van mannen. Of zij een biologische kinderwens hebben en deze met kritische redeneringen de grond in boren, daar durf ik niets over te zeggen. Maar je slot vind ik mooi en niet te zoet – dat de liefde voor een uniek kind het negatieve mensbeeld tot een positieve kan laten omslaan.