Uncategorized

Filosofiekalender 2009 (9)

‘What there is must go into circulation, so that everyone can have a chance to be happy for a day.’

J.M. Coetzee in Disgrace (1999)

Hoofdpersoon David Lurie heeft zojuist een gewelddadige aanval in het huis van zijn dochter overleefd, wanneer hij probeert het voorval te relativeren. In Zuid-Afrika gebeurt zoiets iedere dag, vertelt hij zichzelf, iedere minuut. Hij moet blij zijn dat zijn dochter nog leeft en de overvallers hem niet als gijzelaar hebben meegenomen. Het is nu eenmaal een risico bezittingen te hebben. Een auto, een paar goede schoenen. Want er is niet genoeg voor iedereen. Wat er is, moet rondgaan, opdat iedereen de kans heeft voor een dag gelukkig te zijn.
Maar dan beseft hij dat dit alleen een theorie is om de waarheid niet te voelen. Hij wil niet aan het menselijke kwaad denken dat hem in brand heeft gestoken en zijn dochter heeft verkracht. Want dat menselijke kwaad heeft geen excuus en geen verklaring. Hij heeft zijn eigen moreel laakbare gedrag goedgekeurd met de stelling dat je niemand kunt straffen voor zijn verlangens. Maar ook dat is een theorie. Als hij over het menselijke kwaad nadenkt, wordt hij gek.